Er zijn verschillende invalshoeken:
Biotechnisch - darrenraatDe eerste is bio technisch, dat wil zeggen door gebruik te maken van de natuurlijke gedragingen van de varroamijt.
Er is vastgesteld dat zij een sterke voorkeur heeft voor darrenbroed (broed met de mannetjesbij).
Dat wordt tot tien keer meer benut dan werksterbroed. Logisch vermits de darrecellen groter zijn en het 3 dagen langer duurt voor deze uitkomen. Meer plaats en meer tijd.
De oplossing is dus dat de imker systematisch dat mannelijk broed gaat verwijderen, met de inzittende varroa's. Daardoor wordt de exponentiele groeicurve afgeplat.
Maar de mijt wordt hiermee niet uitgeroeid. Deze methode wordt toegepast zowel in conventionele imkerij als in de biologische.
Organische zuren
De tweede, veel radicaler, methode bestaat erin op diverse tijdstippen de bijen te behandelen met een organisch zuur.
De meest gebruikte zijn oxaalzuur en mierenzuur, beide producten die in de natuur voorkomen.
De mijten overleven deze behandeling niet, de bijen wel. Hoogstwaarschijnlijk vinden onze bijtjes die behandeling niet prettig maar tot op heden is dit de beste methode
om de kolonies te laten overleven.
We kunnen het de bijtjes niet uitleggen, maar het is in hun eigen voordeel, zonder dit volgt een roemloos einde.
Deze methode wordt toegepast zowel in de gewone imkerij als in
de biologische imkerij.
Pharmaceutische middelen
In de beginperiode werd de plaag vooral bestreden met diverse pharma produkten, maar al snel bleek dat er makkelijk resistentie ontstond.
Terwijl er ook risico is op residu in honing en bijenwas, indien niet correct toegepast. Hoewel het gebruik van sommige produkten nog steeds is toegelaten worden deze vandaag zelden gebruikt door de Benelux imkers.
Andere mogelijkheden
Daarnaast bestaan er nog andere bestrijdingsprojecten
- Zoals behandeling met warmte, volgens hetzelfde tolerantie principe als de zuren. Namelijk dat de mijten minder bestand zijn tegen hoge temperaturen.
Dit ei van Colombus stoot in de praktijk helaas op tal van praktische problemen en wordt weinig toegepast.
-Gebruik van roofmijten, die zich voeden met de varroamijten en de honingbijen gerust laten.
De stratiolaelaps scimitus wordt hiervoor gebruikt.
Theoretisch de ideale natuurlijke oplossing, maar blijkt in realiteit toch niet zo goed te werken. Vermits roofmijten normaal in de grond leven en dus een ander en koeler milieu prefereren.
De resultaten voldoen niet.
-Kleinere cellen: de bijen bouwen in de broedruimte steeds verder op de waswafels die we hen geven. Daarmee bepaalt de imker ook de celgrootte.
Door die te verkleinen van 5,4 naar 4,9 mm wordt de vrije ruimte tussen larve en celwand verkleind vermits de bijtjes zelf even groot blijven. En daarmee wordt de varroa beperkt, tenminste in theorie,
de resultaten zijn niet eenduidig.
- En natuurlijk wordt wereldwijd nijverig gezocht naar een bij die zoals zijn Aziatische collega's de mijt wegpoetst.
Er werden door enkele imkers al Apis Mellifera kolonies opgemerkt die blijkbaar zonder hulp de varroa overleven, er wordt gezocht naar hun geheim.
Het ziet ernaar uit dat we niet snel verlost worden van deze plaag.